Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ8622

Datum uitspraak2004-07-07
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers03/04490
Statusgepubliceerd


Indicatie

Parkeerbelasting. Herlaadbewijs in plaats van parkeerbewijs. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Belanghebbende kon op het moment van verkrijging van het herlaadbewijs in de redelijke veronderstelling leven de parkeerbelasting te hebben voldaan aan de gemeente.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Zeventiende Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Utrecht, hierna verweerder, gedagtekend 20 oktober 2003, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting. Het beroep is behandeld ter zitting van 23 juni 2004. Beslissing Het Hof: ? verklaart het beroep gegrond, ? vernietigt de uitspraak op bezwaar, ? vernietigt de naheffingsaanslag, ? veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 73,50, en ? gelast de gemeente Utrecht het gestorte griffierecht ad € 31 aan belanghebbende te vergoeden. Gronden 1.1. Op 15 november 2002 op of rond 14:35 uur stond belanghebbendes auto geparkeerd aan de a-straat te Utrecht in verband met een bezoek aan zijn aldaar wonende dochters. De daar op dat moment verschuldigde parkeerbelasting bedroeg € 0,91 per uur. Bij een controle heeft een parkeercontroleur geen parkeerkaartje in de auto waargenomen. Ter zake van genoemd parkeren is aan belanghebbende een naheffingsaanslag par-keerbelasting (hierna: de aanslag) opgelegd. 1.2. Belanghebbende heeft een stuk overgelegd, waarop aan de voorkant het volgende staat vermeld: “PARKEERTIJD EINDIGT PARKEERTIJD EINDIGT DATUM TIJD DATUM TIJD 12:33 0277 2,20EUR 15/11/02 AUTOMAAT NR Herlaadbewijs 0418 BETAALD 0417 BETAALD” Op de achterkant staat de volgende tekst tweemaal en in vier talen vermeld: “u bent verplicht de zijde met de tijdsaanduiding goed leesbaar achter de voorruit te plaatsen” 1.3. Belanghebbende heeft twee foto’s overgelegd van een parkeerautomaat. 1.4. De dochters van belanghebbende beschikken over een zogenoemde bezoekerskaart. Ter zitting heeft verweerder een stuk (hierna: de Handleiding) overgelegd, waarop onder andere staat: “de BEZOEKERSKAART Voor wijken buiten de singels waar betaald parkeren geldt, bestaat voor bewoners de mogelijkheid om bezoek tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren. Hiervoor is een bezoekersregeling ingevoerd, die werkt met een bezoekerskaart. Deze chipkaart is alleen geldig binnen het parkeerrayon waarin u woont. (...) De bezoekersregeling werkt als volgt. Met behulp van de bezoekerskaart kan uw bezoek voordelig een parkeerkaartje kopen bij de parkeerautomaat. Het parkeerkaartje moet vervolgens duidelijk zichtbaar achter de voorruit worden gelegd. (...) Als u een bezoekerkaart aanschaft, betaalt u (éénmalig) € 5,40 voor de heroplaadbare chipkaart. Eénmaal per kalenderkwartaal kunt u in de automaat of aan de balie van het Parkeerbedrijf uw bezoekerskaart (...) opladen. (...) GEBRUIK bezoekerskaart KAARTJE KOPEN MET DE BEZOEKERSKAART (..) Op de achterzijde van de bezoekerskaart wordt uitgelegd hoe u deze moet gebruiken: 1. steek de bezoekerskaart in de op de parkeerautomaat aangegeven gleuf. 2. na + 20 seconden verschijnt in het venster het saldo nul (dit is niet het bezoekerskaartsaldo, zoals op de achterzijde van de bezoekerskaart vermeld staat). 3. wanneer u de kleine knop met het vraagteken indrukt wordt het bezoekerskaartsaldo zichtbaar in het venster. 4. blauwe knop indrukken: 1 x drukken = 1uur parkeren = € 0,34 voorbeeld: - u wilt 3 uur (laten) parkeren; - druk 3x op blauwe knop - in het venster verschijnt € 1,02 (= 3x € 0,34) (dit is het bedrag wat voor het parkeerkaartje betaald moet worden) 5. groene knop indrukken: nu wordt het te betalen bedrag voor het parkeerkaartje afgeschreven van het tegoed op de bezoekerskaart. 6. parkeerkaartje uit de automaat halen en duidelijk zichtbaar achter de voorruit plaatsen. 7. bezoekerskaart uitnemen en bezwaren voor hergebruik. ? Vóór stap 5 (= groene knop indrukken) kunt u de handeling afbreken door aan de rode knop te draaien. OPLADEN bezoekerskaart OPLADEN bezoekerskaart IN DE AUTOMAAT Om uw bezoekerskaart in de parkeerautomaat op te laden dient u de volgende handelingen uit te voeren: 1. Steek de bezoekerskaart in de kaartlezer van de automaat 2. Werp het bedrag in waarmee u de kaart wilt opladen De bezoekerskaart kan per (kalender)kwartaal (naar eigen inzicht) worden opgeladen met een maximum van € 13,60. 3. Druk op de groene knop (het ingeworpen bedrag wordt nu bijgeschreven op de kaart) 4. Neem de bezoekerskaart uit OPLADEN bezoekerskaart AAN DE BALIE Alleen de bezoekerskaarthouder of een gemachtigde (...) kan de bezoekerskaart opladen. De bezoekerskaart kan 1x per (kalender)kwartaal worden opgeladen aan de balie van het Parkeerbedrijf (...). Versie 14feb2002 ” 3.1. Belanghebbende heeft in aanvulling op de stukken ter zitting, voor zover in deze van belang, het volgende verklaard. Mijn dochters kregen in 2000 de bezoekerskaart en toen kon de kaart voor ƒ 30 per drie maanden opgeladen worden bij een loket. Mijn dochter meende na het inwerpen van de munten de tijd 15:43 uur te lezen op het scherm van de automaat, althans dat zei ze toen volgens mij. 3.2. Verweerder heeft in aanvulling op de stukken ter zitting, voor zover in deze van belang, het volgende verklaard. Ik betwijfel of belanghebbende het herlaadbewijs wel heeft gekocht om 13:30 uur. Mijns inziens is om 12:33 geld in de automaat gegooid. De herlaadmogelijkheid staat niet op de parkeerautomaat aangegeven, doch informatie daarover is aan de bewoners verstrekt. Alleen zij kunnen een dergelijke kaart krijgen. Het komt vaker voor dat een dergelijk herlaadbewijs in plaats van een parkeerkaartje achter de ruit van een auto ligt. Ik geloof wel dat belanghebbende niet een bezoekerskaart heeft gebruikt, anders hadden de dochters geen geld in de automaat gegooid maar die kaart wel gebruikt. Belanghebbende erkent dat hij het verkregen bonnetje onduidelijk vond, doch heeft naar aanleiding daarvan niet gehandeld zoals van hem mocht worden verwacht. Een bezoekerskaart wordt “uitgespuugd” uit de automaat na een minuut of iets dergelijks indien er niets mee gebeurt. 4.1. Ingevolge de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen en precariobelasting 2002 alsmede de bijbehorende tarieventabel parkeerbelastingen van de Gemeente Utrecht (hierna: de Verordening) was belanghebbende op de onder 1.1 genoemde plaats en het aldaar vermelde tijdstip par-keerbelasting verschuldigd. Op grond van artikel 234 van de Gemeentewet en diverse artikelen van de Verordening wordt de belasting voor het parkeren op de plaats omschreven onder 1.1 geheven bij wege van voldoening op aangifte en wordt als voldoening op aangifte aangemerkt het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de gestelde voorschriften. De parkeerbelasting kan worden nageheven indien de belasting geheel of gedeeltelijk niet is betaald (artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelasting, hierna: AWR). 4.2. Niet in geschil is dat het onder 1.2 beschreven stuk een zogenoemd herlaadbewijs is dat ten tijde van het parkeren beschreven onder 1.1 zichtbaar in de auto van belanghebbende lag. Verweerder stelt dat, nu belanghebbende geen parkeerkaartje doch een herlaadbewijs zichtbaar in zijn auto had liggen, hij geen parkeerbelasting ter zake van het onder 1.1 beschreven parkeren heeft betaald en de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. In dit verband is van belang dat de Hoge Raad heeft uitgemaakt dat met de term betalen in artikel 20 AWR, als het gaat om toepassing van dit artikel bij de heffing van parkeerbelasting, niet tevens het doen van aangifte wordt aangeduid (BNB 1997/68 c*). In artikel 234 van de Gemeentewet wordt wel bepaald wat (uitsluitend) als voldoening op aangifte wordt aangemerkt, maar daarmee is niet de vraag beantwoord of, indien niet op de voorgeschreven wijze aangifte is gedaan, maar de verschuldigde belasting wel is betaald, een naheffingsaanslag kan worden opgelegd. In het licht van artikel 20 AWR dient de voornoemde vraag, nu in artikel 234 van de Gemeentewet noch elders in de Gemeentewet een afwijkende regeling is getroffen, negatief worden beantwoord. Hieruit volgt dat de omstandigheid dat geen (geldig) parkeerkaartje in de auto is neergelegd, niet tot de conclusie hoeft te leiden dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is betaald. Het is onder die omstandigheden aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat hij de verschuldigde parkeerbelasting wel heeft betaald. 4.3. Op grond van de stukken en hetgeen partijen ter zitting hebben gesteld, acht het Hof aannemelijk dat een dochter van belanghebbende onmiddellijk nadat belanghebbende zijn auto op de onder 1.1 genoemde plaats had geparkeerd, € 2,20 in de parkeerautomaat heeft geworpen, dat direct daarna het onder 1.2 omschreven herlaadbewijs uit de parkeerautomaat is verkregen, dat belanghebbende in de veronderstelling leefde dat dit een parkeerkaartje was en dat hij het verkregen bonnetje daarom zichtbaar achter de voorruit in zijn auto heeft neergelegd. In dit verband is van belang dat het Hof het mogelijk acht dat ten tijde van het inworpen van de munten een door de dochter van belanghebbende niet opgemerkte bezoekerskaart in de automaat aanwezig was die door het inwerpen van munten en het indrukken van knoppen de kaart is opgeladen dan wel dat de parkeerautomaat in storing was. 4.4. Nu aannemelijk is dat bij aanvang van het parkeren € 2,20 in de automaat gegooid, ongeacht of belanghebbende rond 12:30 dan wel 13:30 uur zijn auto heeft geparkeerd, leidt dit tot de conclusie dat ieder geval voor het parkeren tot en met 14:35 uur voldoende munten waren ingeworpen. Voorts bevonden de munten zich door het inwerpen daarvan in de automaat niet langer in het bezit van belanghebbende dan wel zijn dochter en behoorde het geld dientengevolge niet meer tot hun vermogen. Voor de vraag of de verschuldigde parkeerbelasting hierdoor ook daadwerkelijk is betaald in de zin van de Gemeentewet en de Verordening, is van belang het antwoord op de vraag of het geld aan de gemeente Utrecht is toegekomen. 4.5.1. Uit de stukken maakt het Hof op dat belanghebbende stelt dat, ongeacht of hij de parkeerbelasting daadwerkelijk aan de gemeente Utrecht heeft voldaan, hij ten tijde van het parkeren in de veronderstelling leefde dat hij de parkeerbelasting aan hen had voldaan en ook in redelijkheid van die veronderstelling mocht uitgaan. Het Hof begrijpt deze stelling als een beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De mogelijkheid tot naheffing van parkeerbelasting wordt beperkt door de werking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. 4.5.2. Belanghebbende heeft gesteld dat hij had opgemerkt dat het uit de automaat verkregen bonnetje er “vreemd” uitzag maar dat het zozeer op een parkeerkaartje leek dat hij er van uitging dat de automaat mogelijk geen goede kaartjes afdrukte dan wel dat het “systeem” was gewijzigd, maar dat hij wel betaald had. In dit verband heeft hij het verkregen herlaadbewijs overgelegd. Naar aanleiding daarvan stelt verweerder dat duidelijk uit het herlaadbewijs blijkt dat het geen geldig betalingsbewijs is nu daarop informatie ontbreekt die wel op een normaal parkeerbewijs staat, zoals de eindtijd, en op het herlaadbewijs expliciet de term “herlaadbewijs” staat, dat belanghebbende dit had moeten duidelijk en hij bewust het risico van het opgelegd krijgen van een naheffingsaanslag heeft aanvaard. Verweerder heeft in dit verband voorts gesteld dat de dochters en daarmee belanghebbende op de hoogte moeten zijn geweest van de werking van de bezoekerskaart en daarmee van de oplaadfunctie. In dit verband heeft verweerder de Handleiding overgelegd. 4.5.3. Niet in geschil is dat belanghebbendes dochters over een bezoekerskaart beschikken en dat zij die kaart in 1999 of 2000 hebben verkregen. Belanghebbende heeft verklaard dat zijn dochters ten tijde van het parkeren geen tegoed op hun kaart hadden en dat zij de oplaadmogelijkheid aan de parkeerautomaat niet kenden omdat zij daarover niet waren geïnformeerd. Uit de overgelegde Handleiding blijkt dat deze van het jaar 2002 is. Naar het oordeel van het Hof heeft verweerder, tegenover de uitdrukkelijke weerspreking daarvan door belanghebbende, niet aannemelijk gemaakt dat de dochters in 1999 of 2000 een handleiding bij hun bezoekerskaart ontvingen, laat staan dat de inhoud van de door hem overgelegde Handleiding dezelfde zou zijn als de inhoud van een door de dochters ontvangen handleiding. Voorts heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de dochters op enige andere wijze over de oplaadmogelijkheid van de bezoekerskaart zijn geïnformeerd. Daarbij acht het Hof de verklaring van belanghebbende dat, mochten de dochters van de oplaadmogelijkheid op de hoogte waren geweest, zij daarvan gelet op het gereduceerde tarief gebruik van hadden gemaakt, geloofwaardig. Voorts staan op de parkeerautomaten gelegen rond de onder 1.1 genoemde plaats, zo maakt het Hof op uit de door belanghebbende ingebrachte foto’s, informatie over de tijden waarop parkeerbelasting verschuldigd is en de wijze van betaling doch er staat, zoals verweerder ook ter zitting heeft erkend, niets vermeld over de mogelijkheid om een bezoekerskaart op te laden aan de parkeerautomaat. De bezoekerskaart wordt op de automaat slechts éénmaal vermeld en wel als één van de (chip)kaarten waarmee parkeerbelasting kan worden betaald. Overigens is de Handleiding, nu daarin niet wordt gesproken over een herlaadbewijs en mede nu op de parkeerautomaat niets over de oplaadmogelijkheid staat geschreven, niet dusdanig duidelijk dat, mochten de dochters die Handleiding dan wel een handleiding met gelijke tekst hebben ontvangen, hen dan wel belanghebbende ten tijde van het parkeren duidelijk had moeten zijn dat mogelijk geen parkeerbelasting was voldaan aan de gemeente Utrecht. 4.5.4. Uit het overlegde herlaadbewijs maakt het Hof op dat het verkregen bonnetje het model heeft van een dubbel parkeerbewijs, het op de voor- en achterkant dezelfde voorgedrukte teksten heeft als een parkeerbewijs, dezelfde maat heeft als een dubbel parkeerbewijs, een aantal onbekende codes weergeeft en dat erop staat dat € 2,20 is “betaald”. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de herlaadbewijzen inmiddels tevens de tekst vermelden “geen parkeerbewijs”. 4.5.5. Op grond van het hiervoor overwogene oordeelt het Hof dat, ongeacht de vraag of belanghebbende daadwerkelijk de parkeerbelasting heeft betaald, belanghebbende op het moment van verkrijging van het herlaadbewijs in de redelijke veronderstelling kon leven de parkeerbelasting te hebben voldaan aan de gemeente Utrecht. Dat belanghebbende zich er van bewust was dat er iets vreemds was met het verkregen bonnetje en dat, zoals verweerder stelt en van de juistheid daarvan uitgaande, op de parkeerautomaat staat dat bij een niet goed werkende automaat een andere automaat moet worden gebruikt, doet hieraan niet af, nu naar het oordeel van het Hof in redelijkheid van belanghebbende, gelet op de omstandigheden, niet kon worden verwacht een andere automaat op te zoeken en daarin opnieuw munten in te werpen teneinde een duidelijker bonnetje te verkrijgen. 4.6. Op grond van het voorgaande oordeelt het Hof dat op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. 5. Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien gesteld noch gebleken is dat andere in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht vermelde kosten zijn gemaakt dan de verlet- en reiskosten gemaakt door belanghebbende voor het bijwonen van de zitting te Amsterdam, zal het Hof de veroordeling tot die kosten beperken. Voor de vergoeding komen in aanmerking de reiskosten per openbaar vervoer, niet zijnde een taxi, laagste klasse. Belanghebbende heeft gesteld dat de reiskosten € 13,50 bedragen, welk bedrag niet hoger is dan de reiskosten per openbaar vervoer zoals hiervoor omschreven. Daarnaast heeft belanghebbende onbestreden gesteld dat zijn verletkosten € 60 bedragen. Het Hof begroot de kosten dientengevolge op € 73,50 in totaal. De uitspraak is gedaan op 7 juli 2004 door mr. Slijpen, in tegenwoordigheid van mr. Van Rijn als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm. U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt u van de griffier een nota griffierecht. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.